Inleiding
De technische uitgangspunten voor de programmabegroting 2026 en meerjarenraming 2027-2029 zijn door de raad vastgesteld bij het raadsvoorstel van de kaderbrief 2026 op 3 juli 2025.
De uitgangspunten voor de begroting 2026 bestaan uit twee delen, de algemene (financiële) kaders en de technische uitgangspunten voor het samenstellen van de begroting 2026.
Algemene (financiële) kaders
In het coalitieakkoord “Thuis in Meierijstad” 2022-2026 zijn als algemene (financiële) kaders opgenomen.
- De algemene financiële huishouding is stabiel en meerjarig sluitend met een daarop aansluitend meerjarig investeringsprogramma. De reservepositie en het weerstandsvermogen blijven op orde conform de financiële verordening.
- De lokale lasten, zoals OZB, blijven zo laag mogelijk. Wat betreft OZB rekenen we de trendmatige verhoging in.
In het collegewerkprogramma “Thuis in Meierijstad Mijlpalen” (TiMM) 2022-2026 is het financiële uitgangspunt om meerjarig een sluitende begroting te hebben losgelaten vanwege de onzekere rijksinkomsten voor de meerjarenraming. Financieel sluitend voor structurele lasten en baten voor het komende begrotingsjaar blijft vanzelfsprekend het uitgangspunt. Door in het collegewerkprogramma te werken met plannen van jaar tot jaar kunnen we financieel ingrijpende keuzes maken als de tijd daar rijp voor is.
Voor het opnemen van (nieuwe) ontwikkelingen in de begroting 2026 hanteert het college de volgende uitgangspunten:
- De basis voor nieuwe ontwikkelingen is het collegeprogramma TiMM en het daarbij behorende meerjaren investeringsplan.
- Gezien de huidige financiële kaders is de opdracht om een beleidsarme begroting op te stellen, waarin uitsluitend wettelijke en / of noodzakelijke uitgaven worden opgenomen
- Nieuw beleid wordt gezien de tekorten in principe niet opgenomen
- Als dekkingsmogelijkheden geven we mogelijke subsidies, belastinginkomsten en door de raad gewenste beleidsverminderingen/ombuigingen.
Technische uitgangspunten kadernota/programmabegroting 2026-2029
Algemeen
We ramen de lasten en baten op basis van het bestaande beleid, inclusief de besluiten die de raad tot en met juli 2025 neemt. Gezien de financiële situatie nemen we in principe geen nieuw beleid op. Alleen autonome ontwikkelingen waar nauwelijks bestuurlijke keuze mogelijk is, verhoging van bestaande budgetten om wettelijke taken en lokaal beleid uit te voeren.
Algemene uitkering
De algemene uitkering uit het gemeentefonds is de grootste bron van inkomsten voor gemeenten. Naast stortingen en onttrekkingen vanwege taakwijzigingen kent het gemeentefonds een autonome groei, het accres. Daarmee moeten gemeenten onder andere de stijgende kosten door inflatie, loonontwikkeling en bevolkingsgroei opvangen.
De algemene uitkering ramen we op basis van de meicirculaire 2025. Als de septembercirculaire 2025 hiertoe aanleiding geeft doet het college voorstellen bij de behandeling van de begroting 2026.
We verwerken een toenemend aantal inwoners als basis voor de berekening van de algemene uitkering. Het uitgangspunt voor de berekening van de algemene uitkering voor de begroting is om het inwonersaantal jaarlijks te laten stijgen met 600 inwoners.
Werkwijze bij taakmutaties
Door wijziging in de taken (taakmutaties) verandert de algemene uitkering. Bij nieuwe taken wordt geld toegevoegd en bij het weghalen van taken bij gemeenten wordt geld uit de algemene uitkering gehaald. We hanteren de volgende uitgangspunten voor taakmutaties in het gemeentefonds:
- Nieuwe middelen voor een bepaald taakveld reserveren we binnen het taakveld Algemene Uitkering tot de eerstvolgende kaderbrief/programmabegroting.
- Op basis van een apart voorstel vindt onderbouwing plaats waarom het geld nodig is binnen dat taakveld.
- Bij de kaderbrief/programmabegroting vindt integrale afweging plaats. Op basis van de integrale afweging zetten we middelen in voor het betreffende taakveld of voegen dit toe aan de algemene middelen.
- Als bestaande middelen geoormerkt zijn, dan oormerken we ook de verhoging/verlaging uit taakmutaties.
Overheveling van budgetten
In de kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV staan de manieren die toegestaan zijn voor het overhevelen van budgetten. Wij kiezen voor de mogelijkheid om de uitvoering van de ‘overgehevelde’ activiteiten en bijhorende lasten ten laste te brengen van de exploitatie in het nieuwe jaar. Bij het vaststellen van de jaarrekening van het oude jaar stemt de gemeenteraad in met het overhevelen van de niet aangewende middelen naar het nieuwe begrotingsjaar.
Budgetoverheveling vindt alleen plaats als:
- er een beleidsinhoudelijke noodzaak is om het geld te behouden voor uitvoering in het nieuwe jaar
- er in het nieuwe jaar geen middelen beschikbaar om deze uitgaven te dekken (financiële noodzaak)
- de uitvoering in het nieuwe jaar past binnen de planning van het werkatelier
- de daadwerkelijke realisatie uiterlijk plaatsvindt in het nieuwe jaar d.w.z. er kan één keer budgetoverheveling plaatsvinden
- het over te hevelen budget minimaal € 25.000 bedraagt.
Bovenstaande spelregels zijn niet van toepassing op eenmalige budgetten gekoppeld aan activiteiten uit het collegewerk programma Thuis in Meierijstad Mijlpalen 2023-2026 die meerdere jaren door lopen.
De eenmalige budgetten worden beoordeeld op deze spelregels van budgetoverheveling.
Loonkosten
De huidige cao 2024 loopt tot 1 april 2025. De onderhandelingen voor een nieuwe cao zijn inmiddels afgerond. De cao heeft een looptijd van 1 april 2025 tot en met 31 maart 2027.
De financiële consequenties hiervan nemen we op.
De loonkosten van het gemeentelijk personeel berekenen we op basis van de formatie per 1 mei 2025. De ontwikkeling van de loonkosten 2026 (na afloop van de huidige cao) baseren we op de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan 2025, loonvoet sector overheid. De loonkosten ramen we op basis van het maximum van de salarisschaal.
Prijsindexering
We reserveren het bedrag voor prijsstijging op één verzamelbudget binnen het programma 9 Financiële informatie programmaplan onder “overige baten en lasten”. De verwachte prijsontwikkelingen baseren we op verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2025, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC).
Als prijsstijgingen contractueel zijn bepaald, dan verhogen we het desbetreffende budget met als dekking het verzamelbudget.
Aanvulling in het kader van de ombuigingen:
subsidiëringen - professionele instellingen: voor professioneel gesubsidieerde instellingen vindt voor 2026 geen indexering plaats. Dit geldt tevens voor prijsstijgingen van leveranciers die geen contractuele basis kennen.
Huren en pachten
De huren en pachten die de gemeente in rekening brengt indexeren we met het percentage wat contractueel is bepaald. Wanneer contractueel geen indexering is vastgelegd hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2025, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC).
Subsidies
Het aantal subsidies en de samenstelling baseren we op het desbetreffende subsidiebeleid.
We indexeringen subsidies volgens de algemene subsidieverordening Meierijstad. Hiervoor zijn bepalend de prijsindexen Centraal Plan Bureau (CPB) die in de septembercirculaire 2025 worden opgenomen. Omdat de hoogte van de indexering pas bij de septembercirculaire 2025 bekend is vindt bijstelling van de subsidiebedragen in de begroting plaats bij het eerstvolgende P&C document. De dekking hiervoor is het verzamelbudget (zie prijsindexering).
Het pakketombuigingsvoorstellen bevat een voorstel om de subsidies voor professionele instellingen niet te indexeren (9.2.4). Indien dit voorstel wordt goedgekeurd, zullen deze subsidies niet worden geïndexeerd.
Rekenrente
De rekenrente (ook voor de grondexploitaties) is gebaseerd op de BBV (notitie rente). Voor de programmabegroting 2026 actualiseren we het percentage. Voor de meerjarenraming houden we de rekenrente gelijk aan 2026.
Kapitaallasten
We begroten kapitaallasten vanaf het jaar na geplande afronding van het project.
Onroerende zaakbelasting
De waardebepaling voor woningen en niet-woningen baseren we op waarde peildatum 1 januari 2025. Waarde mutaties compenseren we in het tarief, hierbij blijft de geraamde opbrengst gelijk. De toename van de waarde WOZ als gevolg van nieuwbouw nemen we op als extra inkomsten. Voor de indexering hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB) Bron: Centraal Economisch Plan 2025, prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC).
Naast de trendmatige verhoging van de OZB-tarieven, bevat het pakket ombuigingsmaatregelen twee aanvullende voorstellen voor de OZB. Er wordt voorgesteld om een eenmalige inhaalcorrectie van 6,5% door te voeren (9.2.6). Tevens wordt voorgesteld om een extra verhoging van 2% toe te passen (9.2.7). Indien deze ombuigingsvoorstellen worden goedgekeurd, zullen ze worden verwerkt in de meerjarenbegroting 2026-2029 .
Tarieven rioolheffing en afvalstoffenheffing
De tarieven voor rioolheffing en afvalstoffenheffing zijn maximaal 100% kostendekkend.
Leges, overige belastingen en overige heffingen
Voor de indexering van leges, overige belastingen en overige heffingen hanteren we de verwachtingen van het Centraal Plan Bureau (CPB). Bron: Centraal Economisch Plan (CEP) 2025, Prijs netto materiële overheidsconsumptie (IMOC). Uitgezonderd die situaties waarin maximale kostendekking is gerealiseerd of sprake is van (maximale) doorberekening van rijksleges.
Onvoorziene uitgaven
Jaarlijks ramen we een bedrag voor onvoorziene uitgaven van € 250.000. Dit bedrag kan het college in dat jaar inzetten voor het dekken van incidentele tegenvallers in de exploitatie van bestaand beleid en ter dekking van lasten voor activiteiten die van tevoren niet voorzien zijn, maar die gedurende het begrotingsjaar wel belangrijk zijn. Het college rapporteert bij de bestuursrapportages en de jaarrekening over het verloop en aanwending van deze post.
Het pakket ombuigingsvoorstellen bevat een voorstel om de post onvoorzien te verlagen met €150.000 (9.2.1). Indien dit voorstel wordt goedgekeurd, zal het bedrag voor onvoorziene uitgaven aangepast worden naar €100.000
Grondzaken
Het huidig grondbeleid is situationeel.
We streven er naar dat alle grondexploitaties samen minimaal kostendekkend worden uitgevoerd. Ieder jaar bekijken we welke grondexploitaties we kunnen afsluiten. Een eventueel positief resultaat voegen we toe aan de algemene risicoreserve.
Vervangingsinvesteringen
Vervangingsinvesteringen vragen we opnieuw aan als investering bij de begroting. Voor 2026 vindt inventarisatie plaats van vervangingsinvesteringen. Opnemen van vervangingsinvesteringen 2026 wordt integraal afgewogen bij de begroting 2026.
Verbonden partijen
De bijdragen voor verbonden partijen zijn gebaseerd op de kadernota’s en begrotingen 2026 van de verbonden partijen.